Invoering Wet Pensioenverdeling Bij Scheiding 2022

Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 brengt eenvoud en gemak, door de verdeling automatisch te regelen bij wet. Na de scheiding treedt de verdeling automatisch in voor de gewone pensioenaanspraken. De pensioenmaatschappij heeft nu een taak om de gevolgen voor het pensioen te melden bij de pensioengerechtigden, en wijziging door te voeren. Niet iedereen is blij.

Op 1 juli 2022 is de invoering van de nieuwe Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 gepland.

Na invoering geldt, indien een echtscheidingsverzoek is ingediend ná 1 juli 2022, uitsluitend deze wet voor de verdeling van pensioen. Zoals gewoonlijk is ook in dit geval “the proof in the pudding”. Nog voor dat de wet werking heeft zijn er al partijen, waaronder de pensioenuitvoerders, die beren op de weg zien.

Voorgeschiedenis: Scheidingen vóór 1981

Het opbouwen van een pensioen is pas na de 2e wereldoorlog gebruik geworden. In de jaren ’60 van de vorige eeuw werd meestal alleen door de kostwinner (lees: de man) pensioen opgebouwd. Bij een echtscheiding hoefde het door de man opgebouwde pensioen niet worden verrekend, ook indien partijen in gemeenschap waren gehuwd. Een huwelijk in gemeenschap van goederen was in die jaren de meest voorkomende vorm. De reden was dat de pensioenaanspraak “juridisch verknocht was” aan (de persoon van) man; verknochtheid verwijst naar individueel eigendom van goederen én schulden die wegens hun karakter buiten de gemeenschap van goederen vallen.

Scheidingen vanaf 1981 tot 1 mei 1995

Maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot het Boon/Van Loon-arrest uit 1981: gehuwden, mits in gemeenschap gehuwd, dienden over te gaan tot “verrekening”. Dat is dus nog steeds geen verdeling, maar de trend was gezet; een pensioen tijdens een huwelijk opgebouwd is bedoeld voor beide partners en bij scheiding dienen zij beiden hun (gedeelde aanspraak te behouden. Verrekening betekent dat het pensioen bij één partij blijft, maar de andere partner wordt gecompenseerd. Een onbedoeld gevolg was dat de gehele aanspraak in de verrekening wordt betrokken, dus vanaf de eerste dag van de opbouw. Dit lijkt onredelijk, indien de aanspraak al jaren vóór het huwelijk is opgebouwd, en het huwelijk maar kort heeft geduurd.
De uitspraak heeft werking voor alle huwelijken die zijn ontbonden vóór 1 mei 1995.

Scheidingen vanaf 1 mei 1995

Daarna is de wet verevening pensioenrechten bij scheiding van kracht geworden: de pensioenverevening wordt de norm. Partijen hebben elk een tijdsevenredige aanspraak die dient te worden verdeeld (“verevend”) waarbij rekening wordt gehouden met de duur van het huwelijk. Dus pensioenaanspraken worden voor die verevening eerst herberekend naar een tijdsevenredige aanspraak die wordt vastgesteld aan de hand van de duur van het huwelijk.

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) is geldend recht tot 1 juli 2022. In deze wet wordt alleen het ouderdomspensioen betrokken. Het partnerpensioen, dat de andere partner zou ontvangen bij vóór-overlijden van de pensioengerechtigde partner, viel niet onder de WVPS. Deze aanspraak werd na de scheiding omgezet in een bijzonder partnerpensioen, maar werd wel verrekend bij de vaststelling van de hoogte van het te verevenen pensioen.

De hoofdregel is volgens de WVPS 50%-50% verevening van tijdens huwelijk opgebouwd ouderdomspensioen. De wet geeft echter mogelijkheden om daarvan af te wijken bij overeenkomst.

Die afwijkingen betreffen de verhouding in percentage opbouw of uitkering, de berekening van de opbouw over een andere periode, of volledig afstand. Ook is er de optie van de conversie: de vereveningsgerechtigde partner heeft geen vordering meer die is afgeleid van het pensioen van de aanspraakgerechtigde partner, maar krijgt een volledige onafhankelijke pensioen aanspraak. Een partnerpensioen, dat afhankelijk is van de andere partner, verdwijnt daarmee.

De WVPS behoudt de komende jaren nog gewoon haar werking voor huwelijken die na 1 mei 1995, maar vóór 1 juli 2022 zijn ontbonden.

Scheidingen vanaf 1 juli 2022?

De voordelen van conversie, hiervoor al genoemd, zijn legio. Eén belangrijk voordeel is onder ander dat de ex-partners en hun pensioenregeling, volledig van elkaar los komen. Helaas was in de oude wet na 1 mei 1995 die conversie geen standaardregeling, en partijen dienden bij of na de scheiding zelf actie te ondernemen om de conversie tot stad te brengen. Ook de verdeling zelf, zelfs indien er geen afwijkende afspraken werden gemaakt, dienden partijen zelf binnen 2 jaar na de scheiding te melden bij hun pensioenmaatschappij. Deden zij dat niet, dan geldt de oude regel: de ene partner moet na de pensioendatum zelf zijn aanspraak “ophalen” bij de andere partner. Daar ging het vaak mis door onbekendheid met de regels of stilzitten van één of beide partners. Dit is de afgelopen decennia de oorzaak voor vele rechtbankprocedures, die nog 30 jaar (!) na de scheiding kunnen plaatsvinden tussen ex-partners.

Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 (Wps 2022) brengt eenvoud en een belangrijke aanpassing, door de verdeling automatisch te regelen bij wet. Nadat een echtscheiding is ingeschreven in de registers, en daardoor een rechtsfeit is, treedt het gevolg van deze wet automatisch in voor de gewone pensioenaanspraken die onder deze wet vallen. De pensioenmaatschappij heeft nu zelf een taak om de gevolgen voor het pensioen te melden bij de pensioengerechtigden, en dient zelf de wijziging door te voeren. (makkelijk!)

Voor echtscheidingen die worden ingeschreven vanaf 1 juli 2022 wordt ook de pensioenconversie standaard uitgevoerd. Elke ex-partner krijgt automatisch een eigen aanspraak op ouderdomspensioen, en de ex-partners hoeven dit niet meer zelf in gezamenlijk overleg te regelen en aan de pensioemaatschappij te melden.

Daarmee is ook een einde gekomen aan de afhankelijkheid van de (medewerking) van de verdelingsplichtige bij de pensioenverdeling. Er is dus aanzienlijk minder aanleiding voor gerechtelijk procedures na de echtscheiding of in het zicht van de pensioendatum van de pensioengerechtigde ex-partner. Voorts blijft de verdelingsgerechtigde gewoon dezelfde pensioenuitkering ontvangen na het overlijden van de pensioengerechtigde (verdelingsplichtige) ex-partner.

Ten aanzien van het bijzonder partnerpensioen is tevens een wijziging in de wet opgenomen. Dit bijzonder partnerpensioen wordt het nabestaandenpensioen genoemd. In de oude wet WVPS wordt deze berekend over de opbouw van zowel vóór het huwelijk als tijdens het huwelijk. In de nieuwe wet is er meer evenwicht. Voor de hoogte van het te converteren pensioen wordt slecht rekening gehouden met pensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd.

De wet geeft ex-partners na de scheiding direct hun financiële zelfstandigheid.

De wet bevat één nadeel. De gevolgen van de wet, ook als die automatisch intreed door het stilzitten van partijen, is onomkeerbaar. Dit geldt dus zowel voor de gevolgen die automatisch intreden, omdat partners géén keuze maken, als voor de gevolgen bij een afwijkende keuze. Men kan dus de conversie, eenmaal uitgevoerd, niet weer ongedaan maken. Wie bijvoorbeeld niet de conversie wenst moet dat tijdens na de scheiding direct doorgeven, omdat zij het risico lopen dat een afwijkende keuze niet meer mogelijk is.

Dit nadeel is de reden dat het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben laten weten bezorgd te zijn over de invoering van de wet op 1 juli 2022, en zij willen uitstel van de invoering, om nog reparatiewetgeving uit te voeren.

Er zijn immers veel redenen om af te wijken van een automatische conversie. Er kunnen immers zeer goede redenen  zijn om af te wijken van de standaard fiftyfifty verdeling en conversie. Het huwelijksvermogen is immers in elk huwelijk afwijkend, en pensioen is slechts één bestanddeel die moet worden verdeeld. Door ten aanzien van één bestanddeel de verdeling automatisch te regelen, kan het zijn dat verdeling van andere goederen bijzonder aandacht verdiend. Een echtelijke woning op beider namen wordt immers ook niet volgens de wet aan ieder bij helfte toegedeeld, ook niet ten aanzien van de overwaarde.

Meer informatie over scheiden en pensioenverdeling, bel met 0900-advocaten of zend een email aan info@advocaten.nl.

Pensioen bij scheiding automatisch geregeld

Het pensioen wordt in de toekomst na een echtscheiding automatisch verdeeld tussen de voormalige partners

Het pensioen wordt in de toekomst na een echtscheiding automatisch verdeeld tussen de voormalige partners

Ook worden de pensioenrechten direct gesplitst waardoor voor beiden direct duidelijk wordt welk pensioen later te verwachten is.

Dat heeft minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) de Tweede Kamer laten weten. “Echtscheiding is een moeilijke situatie waarbij je veel aan je hoofd hebt, en pensioen is een ingewikkeld onderwerp. De verdeling kan en moet eenvoudiger.” Hij hoopt dat het in 2020 ingaat.

Helft van het pensioen

Veel mensen hebben geen idee welke gevolgen een echtscheiding kan hebben voor het pensioen, bleek twee jaar geleden nog uit onderzoek van het ministerie van Financiën. Na een scheiding heeft een man of vrouw recht op de helft van het pensioen dat de ex-partner heeft opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap.

Op dit moment is het nog zo dat het pensioen na een scheiding wordt verdeeld als de echtbreuk binnen twee jaar aan het pensioenfonds wordt gemeld. Gebeurt dit niet, dan moet de uitbetaling later tussen de partners worden geregeld. Dat kan tot lastige situaties leiden.

Kwetsbare partners

Door het automatisch te regelen worden kwetsbare partners beter beschermd, aldus Koolmees. Omdat de voormalige partners met de nieuwe regeling ook direct inzicht krijgen in hun toekomstig pensioen krijgen ze volgens hem “meer regie over hun eigen financiële planning”.

Bron: ANP                       

aanspraak op pensioen volgens de Boon van Loon regeling

Pensioen niet verdeeld?

Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds. Mogelijk hebt u alsnog recht op de verdeling van pensioenrechten.

Voor 27 november 1981

Tegenwoordig geldt de regel dat na een echtscheiding het opgebouwde ouderdomspensioen onder de ex-partners moet worden verdeeld. Deze regel heeft niet altijd gegolden. Voor 27 november 1981 had een ex-echtgenoot slechts in bepaalde gevallen recht op een deel van het ouderdomspensioen van de ander. De Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, heeft voor deze situatie een stokje gestoken. In het Boon van Loon arrest van november 1981 besliste de Raad dat het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen onder de ex-partners moet worden verdeeld nadat zij zijn gescheiden. Deze regeling heeft erg lang gegolden, pas op 1 mei 1995 is deze regel vervangen door een wet. Nu geldt de Wet verevening pensioenrechten.

Boon van Loon

Vóór het Boon van Loon arrest werd het ouderdomspensioen vaak niet verdeeld na een echtscheiding. Toen der tijd betekende dit vaak dat de vrouw berooid achterbleef. Zij had vaak geen inkomen, de man daarentegen had een inkomen en een opgebouwd pensioen. Na 27 november 1981 moest het ouderdomspensioen echter verrekend worden, of te wel, het pensioen moest verdeeld worden tussen de man en de vrouw. Bent u gescheiden tussen 27 november 1981 en 30 april 1995, dan gelden de regels die vastgesteld zijn in het Boon van Loon arrest nog steeds.

Gemeenschap van goederen

Allereerst geldt dan dat het ouderdomspensioen alleen tussen de twee ex-partners hoeft te worden verdeeld wanneer er tijdens het huwelijk sprake was van een gemeenschap van goederen. Waren de ex-partners gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, dan zal er geen verdeling van het ouderdomspensioen plaatsvinden. Volgens Boon van Loon valt het ouderdomspensioen namelijk in de gemeenschap van goederen. Bij huwelijkse voorwaarden is deze gemeenschap niet aanwezig en hoeft er dus niet vereffend te worden.

De ex-echtgenoot krijgt dankzij Boon van Loon nu een aanspraak op een deel van het ouderdomspensioen van de ander. Dit betekent dat degene die het ouderdomspensioen heeft opgebouwd, zelf een deel van dat pensioen aan zijn ex-partner moet afstaan. Dit is vaak een lastige zaak en het is dan ook verstandig om een juridisch adviseur te raadplegen wanneer het om de verdeling het ouderdomspensioen gaat.

Welk deel wordt verdeeld?

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner ook recht op het deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd voordat de partners met elkaar in het huwelijk traden. Dit is tegenwoordig niet meer het geval. Dit betekent het volgende. Wanneer meneer A op twintigjarige leeftijd start met het opbouwen van ouderdomspensioen en op dertigjarige leeftijd trouwt met mevrouw B, wordt het pensioen dat in die periode is opgebouwd bij een scheiding ook meegerekend. Mochten meneer A en mevrouw B na tien jaar gaan scheiden, dan heeft mevrouw B recht op twintig jaar ouderdomspensioen van meneer A. Het ouderdomspensioen dat na de scheiding wordt opgebouwd, wordt natuurlijk niet meer verrekend.

Wet verevening pensioenrechten

Tegenwoordig geldt dus de Wet verevening pensioenrechten. Dit betekent dat een scheiding na 30 april 1995 volgens deze wet wordt geregeld. In de Wet verevening pensioenrechten is onder andere geregeld dat ook personen die niet in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, na dit huwelijk recht hebben op een verdeling van het ouderdomspensioen. Met andere woorden: mensen die onder huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd, moeten na een scheiding ook het ouderdomspensioen verdelen.

Hiernaast geldt nu dat alleen het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd, hoeft te worden verrekend. Dit betekent dat, wanneer het huwelijk slechts vijf jaar heeft geduurd, ook alleen voor die periode ouderdomspensioen hoeft te worden vereffend. Zo wordt voorkomen dat een kort huwelijk iemand zijn gehele pensioenrechten kost. De nieuwe wet gaat overigens alleen over de verdeling van het ouderdomspensioen. De verdeling van het nabestaande pensioen wordt daar niet geregeld.

Als laatste heeft de ex-partner tegenwoordig recht op uitbetaling van het ouderdomspensioen jegens het pensioenfonds. Dit was onder het Boon van Loon arrest nog alleen de ex-partner. Het pensioenfonds is dus de instantie die er voor moet zorgen dat de partner die recht heeft op een deel van het ouderdomspensioen van de ander dit geld dus ook krijgt. De scheiding moet dan natuurlijk wel zijn aangegeven bij het pensioenfonds.

Gescheiden voor 1981?

Bent u nog voor 1981 gescheiden? Dan gelden nog oude regels. In die tijd was de verdeling van het ouderdomspensioen alleen mogelijk onder bijzondere omstandigheden. Zo moet het huwelijk minstens achttien jaar hebben geduurd en moet er minstens één minderjarig kind zijn geweest tijdens dit huwelijk. Ook moet de ex-partner, degene die het pensioen heeft opgebouwd, geen andere compensatie hebben geboden voor het wegvallen van de pensioenrechten. Is sprake van alle drie de voorwaarden, dan heeft u recht op een kwart van het ouderdomspensioen van uw ex-partner.

Indien u twijfelt of u nog aanspraak kunt maken op pensioenaanspraken van uw ex-partner, stel dan een vraag aan Advocaten.nl via dit formulier. Advocaten.nl helpt u graag verder.

Huwelijkse voorwaarden en de aanspraak op verdeling van opgebouwd pensioen

Een vrouw ondertekent echtscheidingsconvenant terwijl zij met rechterlijke machtiging gedwongen is opgenomen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Convenant niet aangemerkt als verdeling vanwege wilsgebrek.

Een vrouw ondertekent echtscheidingsconvenant terwijl zij met rechterlijke machtiging gedwongen is opgenomen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Convenant niet aangemerkt als verdeling vanwege wilsgebrek. Vernietiging van notariële verdeling op grond van artikel 3:196 lid 2 BW. Bewijsopdracht man met betrekking tot schenking.

De feiten
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de echtelijke woning, die is bezwaard met hypotheek. Op 10 juli 2012 wordt V, zoals eerder ook al is gebeurd, krachtens een rechterlijke machtiging gedwongen opgenomen op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Vijf dagen later brengt M een bezoek aan V en laat haar een echtscheidingsconvenant ondertekenen, waarin staat: ‘Partijen komen overeen dat de overwaarde van de woning (…) gesteld dient te worden op € 50.000. Ten aanzien van deze waardebepaling verklaren partijen dat zij zich volledig bewust zijn van het feit dat de man met deze waardebepaling wordt overbedeeld, maar deze overbedeling volledig gerechtvaardigd wordt door het feit dat de vrouw niet in staat zal zijn om de kinderen van partijen op te voeden. Indien de werkelijke overwaarde zal worden bepaald, zal dat op de man een onevenredige financiële last leggen die ten koste zal gaan van de opvoeding en verzorging van de kinderen. De man zal de woning en alle daarmee verbonden verplichtingen overnemen (…) Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat de man aan de vrouw zal vergoeden een bedrag groot € 25.000. (…)’
In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In maart 2014 treedt M in het huwelijk met zijn nieuwe partner X. Op 12 mei 2014 wordt bij notariële verdelingsakte de voormalig echtelijke woning aan M toebedeeld en geleverd. De dag erna wordt op de bankrekening van V het door M verschuldigde bedrag van € 25.000 bijgeschreven. Die zelfde dag wordt dit bedrag door X overgemaakt naar een bankrekening van M, met als omschrijving: ‘schenking aan [M].’

Vordering
V vordert dat de rechtbank (1) het echtscheidingsconvenant, voor zover dat betrekking heeft op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, alsmede de notariële verdelingsakte vernietigt en (2) M te veroordelen om aan haar € 25.000 terug te betalen.

Standpunten van partijen
V betoogt dat zij zowel in 2012 (tijdens het tekenen van het convenant) als in 2014 (bij het passeren van de verdelingsakte) niet in staat wast haar wil te bepalen en dat M daarvan op de hoogte was en daarmee rekening had behoren te houden. Voor de schenking van € 25.000 heeft zij nooit toestemming gegeven, aldus V.
M betwist de stellingen van V. Alles was het gevolg van weloverwogen beslissingen van beide partijen. Van wilsonbekwaamheid van V en/of misbruik van omstandigheden was geen sprake, aldus M, die zich voorts beroept op verjaring.

Beoordeling: Verjaring
De rechtbank overweegt als volgt. Voor de vraag of de rechtsvordering tot vernietiging van de verdeling is vervallen of verjaard, is in de eerste plaats van belang of het echtscheidingsconvenant een verdeling is als bedoeld in artikel 3:200 BW. Volgens de rechtbank is zulks het geval, nu het convenant voldoet aan de in artikel 3:182 BW gegeven definitie.
De door V gestelde wankelmoedigheid en versufte toestand ten tijde van het tekenen van het convenant worden bevestigd door de overwegingen uit de beschikking tot de rechterlijke machtiging en door het verslag van de opname van V. Kort na haar opname heeft M V in de psychiatrische kliniek bezocht en haar daar het convenant ter ondertekening voorgelegd, in een setting waarvan hij zich had kunnen en moeten afvragen of V in staat was de strekking en reikwijdte van de haar voorgelegde tekst in alle opzichten, ook qua consequenties voor de toekomst, te kunnen doorgronden. Gesteld noch gebleken is dat V zich over de tekst van het convenant – en de consequenties daarvan voor haar – op deskundige wijze heeft (kunnen) laten voorlichten of adviseren.

Voormelde gang van zaken leidt tot het oordeel dat de ondertekening van het convenant door V niet berust op een op de rechtsgevolgen zoals neergelegd in het convenant gerichte wil (artikel 3:33 BW). Derhalve kan de regeling van het convenant niet gezien worden als een rechtshandeling waaraan V als deelgenoot haar medewerking heeft verleend, zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Er is dan ook op 15 juli 2012 nog geen sprake van een verdeling, zodat ook niet op die datum de verval- of verjaringstermijn van artikel 3:200 BW is aangevangen. Deze termijn zal pas op zijn vroegst zijn aangevangen met de ondertekening van de verdelingsakte van 12 mei 2014. Op 11 mei 2017 is M door V in verband met deze zaak gedagvaard. Daarmee staat vast dat ten tijde van de dagvaarding de termijn van 3 jaar van artikel 3:200 BW nog niet was verstreken.

Benadeling voor meer dan een kwart

De rechtbank oordeelt dat het bewijsvermoeden van artikel 3:196 lid 2 BW van toepassing is. Vast staat dat op de woning een hypotheekschuld rustte van € 90.000 en dat de woning in 2012 ongeveer € 245.000 waard was. Dat leidt tot een in de gemeenschap vallende overwaarde van € 155.000. Aangezien partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, had V recht op € 77.500, terwijl aan haar slechts € 25.000 is toegekend. Er is dan ook sprake van benadeling van V van ruimschoots meer dan een kwart. Ingevolge artikel 3:196 lid 2 BW geldt dan ook dat V vermoed wordt te hebben gedwaald over de waarde van de woning. Nu M geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat moet worden uitgegaan van benadeling van een vierde of minder, staat vast dat de verdeling, zoals door partijen in de notariële akte is vastgelegd, vernietigbaar is. Aan de vordering tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant is echter het belang ontvallen, nu is geoordeeld dat over de daarin opgenomen verdeling geen wilsovereenstemming heeft bestaan en er op dat moment dus geen verdeling heeft plaatsgevonden.

Schenking

V stelt dat zij in mei 2014 niet een bedrag van € 25.000 aan M heeft willen schenken en dat zij X daarvoor nooit opdracht heeft gegeven. Daarmee stelt zij het bestaan van de schenkingsovereenkomst ter discussie. De rechtbank draagt aan M het bewijs op van de stelling dat V in mei 2014 de bedoeling had om hem voor een bedrag van € 25.000 te bevoordelen. Iedere verdere beslissing houdt de rechtbank aan.

Rechtbank Gelderland 25 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5407