Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen.

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Invalleerkrachten mogen binnenkort vaker invallen

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) vallen scholen in het bijzonder onderwijs onder de zogenoemde ketenbepaling. Dit betekent dat invallers na een aantal tijdelijke contracten recht krijgen op een vaste baan.

Vanaf volgend schooljaar mogen invalkrachten vaker bijspringen. Scholen in het basisonderwijs en speciaal onderwijs kunnen invalkrachten vanaf komend schooljaar meerdere contracten achter elkaar aanbieden. Nu zijn dergelijke invalkrachten, die soms maar één dag of enkele dagen komen, al snel door hun maximumaantal contracten heen

Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft besloten in te grijpen, hoewel hij de wet al wilde wijzigen. Hij reageert op een verzoek van de werkgevers en werknemers. Zij moeten de aanpassing in hun cao’s vastleggen.

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) vallen scholen in het bijzonder onderwijs onder de zogenoemde ketenbepaling. Dit betekent dat invallers na een aantal tijdelijke contracten recht krijgen op een vaste baan. Voor het primair onderwijs bleek de ketenbepaling een probleem.

Nieuwe regels WW geven nog geen problemen

Door de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ) worden WW’ers voortaan gestimuleerd om naast hun uitkering ook te gaan werken. Van elke verdiende euro mogen ze 30 cent houden.

De nieuwe regels bij de uitbetaling van WW-uitkeringen zorgen vooralsnog voor weinig problemen bij uitkeringsinstantie UWV. Mensen die na 1 juli werkloos zijn geworden, moeten maandelijks doorgeven of ze toch niet nog wat bijverdiensten hebben gehad. Pas als ze dat hebben gedaan krijgen ze hun uitkering.

Het UWV heeft afgelopen weekend al van een derde van de 36.000 mensen waarvoor de wijziging geldt, een ingevuld formulier ontvangen over de afgelopen maand. Die worden nu verwerkt.

De instantie was bang dat veel mensen zouden vergeten door te geven of ze wel of geen inkomsten hebben gehad. Ook rekende het UWV op veel fouten bij het invullen daarvan. Er werd 5 miljoen euro uitgetrokken om alles in goede banen te leiden. Met succes, zo lijkt het nu. Het instructiefilmpje dat het UWV op het internet zette, is wel 17.000 keer bekeken. De klantenservice van het UWV bleef afgelopen weekend open en kon 2300 telefoontjes met vragen beantwoorden.

De nieuwe wet heeft ook het hele systeem van ontslagvergoedingen wat op de schop gegooid. Voor sommige ontslagen zijn werkgevers nu meer geld kwijt, voor andere minder. Of dit nog van invloed was op het aantal ontslagaanvragen afgelopen maand, is vooralsnog lastig te zeggen. In de cijfers van het UWV zijn volgens de woordvoerder nog geen grote veranderingen zichtbaar.

Het aantal mensen met een WW-uitkering is de laatste maanden aan het teruglopen. De arbeidsmarkt herstelt zich beetje bij beetje, nu de economie ook weer aantrekt.

Bron: De Telegraaf

Hoe je voor te bereiden op het nieuwe ontslagrecht?

Op 1 juli 2015 gaat het tweede deel van de Wet Werk en Zekerheid in en verandert het ontslagrecht ingrijpend. Wij plaatsen op onze social media de komende weken handige tips, zodat jij straks goed voorbereid bent. Hieronder zetten we ze voor jou op een rij!

Tip 1 Inventariseer snel welke tijdelijke contracten aflopen

Vanaf 1 juli 2015 geldt een nieuwe ketenregeling waarbij een tijdelijk contract nog steeds twee keer kan worden verlengd, maar de totale duur van de keten wordt beperkt tot twee jaar (nu nog drie jaar). Bovendien begint de keten pas opnieuw na zes maanden (nu nog drie maanden). Inventariseer nu alvast welke contracten er voor en na 1 juli 2015 aflopen. Voor contracten die voor 1 juli zijn afgesloten geldt nog het oude recht (overgangsrecht). Bij overschrijding van de arbeidsduur van twee jaar ontstaat daardoor, als een contract voor 1 juli 2015 is afgesloten, nog geen contract voor onbepaalde tijd.

Tip 2 Maak afspraken over scholing en leg scholingskosten vast

Vanaf 1 juli geldt een wettelijke scholingsplicht voor werkgevers. Dit betekent dat je een werknemer in staat moet stellen om scholing te volgen die noodzakelijk is voor het uitoefenen van zijn functie. Bij ontslag op grond van disfunctioneren moet je bovendien aantonen dat je genoeg inspanning heeft gedaan om de werknemer (bij) te scholen. Scholingskosten kunnen bij ontslag afgetrokken worden van de transitievergoeding. Hier moet de medewerker wel vooraf mee instemmen. Maak daarom goede afspraken over scholing en administreer scholingskosten.

Tip 3 Zorg voor een ontslagdossier dat volledig op orde is

Een werknemer ontslaan op grond van disfunctioneren kan vanaf 1 juli 2015 in sommige gevallen een pittige kluif worden. Werknemers krijgen namelijk de mogelijkheid om in hoger beroep en cassatie te gaan. Bovendien is de verwachting dat de wet erg streng uitgelegd zal worden door de rechter. Bij onvoldoende dossier heeft de rechter straks niet meer de mogelijkheid om een werknemer een hogere ontslagvergoeding mee te geven en het contract te ontbinden. Zorg daarom dat je ontslagdossier straks volledig op orde is.

Tip 4 Maak optimaal gebruik van de ketenregeling

Om de ketenregeling vanaf 1 juli optimaal te benutten kun je drie arbeidsovereenkomsten van 7+8+8 maanden afsluiten. Dat biedt de werkgever veel flexibiliteit. Je blijft met deze drie contracten onder de totale arbeidsduur van 24 maanden, waardoor er bij ontslag geen transitievergoeding verschuldigd is. Bovendien mag je in een arbeidsovereenkomst van 7 maanden een proeftijd opnemen.

Tip 5 Check of er afwijkende cao-afspraken zijn gemaakt

Als er per 1 juli 2015 nog gebruik wordt gemaakt van een cao waarin een afwijkende ketenregeling of ontslagvergoeding staat opgenomen, geldt deze regeling uiterlijk tot 1 juli 2016. Loopt de cao eerder af? Dan eindigen de afwijkende regelingen ook eerder. Bekijk daarom nauwkeurig welke afspraken er in de cao zijn gemaakt.

Tip 6 Neem de bedenktermijn van twee weken op in vaststellingsovereenkomsten

Bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (ontslag met wederzijds goedvinden) heeft een werknemer straks twee weken bedenktijd. Na het tekenen van de overeenkomst kan de werknemer daardoor nog terugkomen op de gemaakte afspraken. Een werkgever is verplicht om een werknemer binnen twee dagen na het tekenen op deze bedenktermijn te wijzen. Als de werkgever dit verzuimt, wordt de bedenktermijn met een week verlengd. Neem daarom de bedenktermijn standaard op in vaststellingsovereenkomsten.

Tip 7 Plan voldoende functioneringsgesprekken in

Een compleet ontslagdossier is onder de Wet Werk en Zekerheid van groot belang. Plan daarom voldoende functioneringsgesprekken en zet zoveel mogelijk op papier. De kantonrechter kan bij disfunctioneren een arbeidsovereenkomst alleen maar ontbinden als een werknemer op tijd op de hoogte is gesteld van het disfunctioneren en de mogelijkheid heeft gehad om zijn functioneren te verbeteren.

Tip 8 Schrap het pensioenbeding uit nieuwe arbeidsovereenkomsten

De WWZ geeft werkgevers per 1 juli de mogelijkheid om het contract van werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt, zonder ontslagvergunning, op te zeggen. Als de werknemer langer in dienst blijft behoudt de werkgever de mogelijkheid om het contract op te zeggen. In de huidige situatie moeten werkgevers een pensioenontslagbeding in het contract opnemen om  het contract bij het bereiken van de AOW-leeftijd te laten eindigen. Dit pensioenbeding blijft ook na 1 juli gelden. Het is verstandig om dit te schrappen, als dit standaard is opgenomen in  arbeidsovereenkomsten. Als een contract met een pensioenbeding straks door het bereiken van de AOW-leeftijd eindigt en een werknemer werkt door, ontstaat er een nieuwe arbeidsovereenkomst. De werknemer geniet dan de ‘normale’ ontslagbescherming.

Tip 9 Houd bij reorganisaties rekening met payrollmedewerkers

Maak je gebruik van payrollmedewerkers? Sinds 1 januari is het Ontslagbesluit gewijzigd. Als opdrachtgever ben je niet de formele werkgever (dit is de payroll-bedrijf). Maar bij reorganisaties ben je wel verplicht om payrollmedewerkers mee te nemen bij het hanteren van het afspiegelingsbeginsel. Bovendien moet je als opdrachtgever aannemelijk maken dat het vervallen van de arbeidsplaats noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. De ontslagvergoeding komt voor rekening van het payroll-bedrijf.

Tip 10 Bekijk ons dossier Wet Werk en Zekerheid

Op onze website vind je het dossier Wet Werk en Zekerheid. Hier vind je alle informatie over de wet, het laatste nieuws, een tijdlijn, en interviews met experts. Ook lees je artikelen over het eerste deel van de WWZ, dat al op 1 januari inging.

Tip 11 Kies de juiste ontslagroute

Nu kan je bij ontslag van een medewerker nog kiezen of je de ontslagaanvraag voorlegt aan het UWV of de kantonrechter. Vanaf 1 juli liggen de ontslagroutes vast. Bij een reorganisatie (bedrijfseconomische redenen) of langdurige arbeidsongeschiktheid gaat het ontslag via het UWV. Bij andere ontslaggronden, bijvoorbeeld disfunctioneren, moet je als werkgever naar de kantonrechter. Een verkeerde route kiezen levert vertraging en extra kosten op. Zorg daarom dat jouw HR-afdeling goed op de hoogte is van de nieuwe regels.

Bron: P&O Actueel

Wetgeving frustreert ZZP’er

Zolang de overheid de administratieve lastendruk en complexe wetgeving voor werkgevers niet aanpakt, blijven bedrijven terughoudend met nieuw personeel. De complexiteit van werkgeverschap is ook voor ZZP’ers een doorn in het oog. Ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt namelijk alsnog mensen in dienst te nemen, als de overheid het werkgeverschap vereenvoudigt. Omdat er bijna 1 miljoen éénpitters in Nederland actief zijn, blijft nu een goede kans voor aanzienlijke banengroei onbenut.

Dat blijkt uit een onderzoek van Please Payrolling onder 532 ondernemers, uitgevoerd door MKB-platform BC.nl. Doel van het onderzoek was in kaart te brengen wat volgens bedrijven de grootste uitdagingen zijn van het werkgeverschap.

Bij te benen
De steeds veranderende wetgeving blijkt voor veel (kleine) ondernemers zonder specialist in dienst, moeilijk om bij te benen. De voor werkgevers belangrijke wijzigingen rond de Wet werk en zekerheid (WWZ) blijken bij veel respondenten niet bekend. Maar liefst 57 procent geeft aan de wet wel bij naam te kennen, maar dat de precieze inhoud onbekend is. Bijna 8 procent heeft zelfs nog nooit van de WWZ gehoord. In deze wet is onder meer het nieuwe ontslagrecht geregeld. Het eerste deel van de wet werd 1 januari 2015 van kracht. Deel twee volgt al 1 juli aanstaande.

Eénpitters
Door het enorme aantal éénpitters zonder personeel, heeft deze groep ondernemers veel invloed op de arbeidsmarkt. Ze vormen door hun flexibiliteit vaak een interessant alternatief voor mensen met een vast dienstverband. Bijvoorbeeld als flexibele schil die bedrijven kunnen afstemmen op de economische conjunctuur.

Erg opvallend is vooral dat ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt alsnog werkgever te worden, als de overheid de wetgeving en personeelsadministratie voor kleine ondernemers makkelijker maakt. Indien een deel van deze zelfstandigen daadwerkelijk personeel in dienst neemt, zou dat de werkgelegenheid een aanzienlijke impuls geven. Met tienduizenden en uiteindelijk misschien wel honderdduizenden nieuwe banen als resultaat.

Bron: De Ondernemer

Welke kosten mag je aftrekken van de transitievergoeding?

Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft lagere regelgeving voor de Wet Werk en Zekerheid gepubliceerd. Hierin staat in detail beschreven waar je op moet letten als je straks inzetbaarheids- of transitiekosten in mindering wil brengen op de transitievergoeding.

Vanaf 1 juli 2015 zijn werkgevers bij (niet-vrijwillig)ontslag een transitievergoeding aan werknemers verschuldigd. Een werknemer moet dan wel twee jaar of langer in dienst zijn bij het bedrijf.

Gemaakte scholingskosten mag je als werkgever aftrekken van de transitievergoeding. Maar om welke kosten gaat het dan precies? Op onze LinkedIn-pagina was hier de nodige discussie over. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schept duidelijkheid met de publicatie van lagere regelgeving. Wij hebben de belangrijkste informatie voor jou op een rij gezet.

Welke kosten zijn aftrekbaar?

Transitiekosten

Dit zijn kosten die gemaakt worden voor maatregelen en inspanningen bij het beëindigen of niet verlengen van een arbeidsovereenkomst. De maatregelen moeten gericht zijn op het voorkomen of beperken van de periode van werkloosheid (van werk-naar-werk helpen). Het gaat dan bijvoorbeeld om outplacement, (om)scholing en kosten die gemaakt worden bij een langere opzegtermijn (waarbij een werknemer vrijgesteld is van arbeid en op zoek kan naar een nieuwe baan).

Inzetbaarheidskosten
Dit zijn scholingskosten of andere kosten die de inzetbaarheid van een werknemer buiten de organisatie van de werkgever moeten bevorderen. Je kan dan bijvoorbeeld denken aan een timmerman die in de avonduren een MBO-opleiding tot lasser om in de toekomst zijn positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het kan ook gaan om een duale opleidingen, waarbij er sprake is van een arbeidsovereenkomst naast een beroepspraktijkvormingsovereenkomst.

Zijn (inzetbaarheids)kosten aftrekbaar als de scholing in de huidige functie relevant is?

Nee. Scholing waarbij kennis en vaardigheden worden opgedaan die relevant zijn bij het beter vervullen van de huidige functie of een toekomstige functie binnen het bedrijf, zijn niet aftrekbaar. Incidenteel mag een werknemer wel gebruik maken van deze kennis en vaardigheden, bijvoorbeeld bij het vervangen van een zieke collega.  Zolang de opleiding of scholing niet werd gevolgd om het huidige of toekomstige functioneren bij de werkgever te verbeteren, zijn de kosten aftrekbaar.

Aan welke andere voorwaarden moet je als werkgever voldoen?

De werkgever moet aan negen verschillende voorwaarden voldoen. De drie belangrijkste staan hieronder.

Schriftelijke toestemming
Inzetbaarheids- of transitiekosten zijn niet zomaar te verrekenen met de transitievergoeding. Werknemer en werkgever moeten hier duidelijke (schriftelijke) afspraken over maken en deze bij voorkeur vastleggen in het personeelsdossier. De kosten moeten gespecificeerd worden en voorgelegd worden aan de werknemer voordat ze worden gemaakt. Hiermee voorkom je lastige discussies bij ontslag.

Geen loonkosten
Zowel voor transitie- als inzetbaarheidskosten geldt dat de loonkosten die tijdens de opleiding of scholing zijn gemaakt niet in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. Dat geldt ook voor duale opleidingen. Dat betekent overigens niet dat de werkgever volledig moet opdraaien voor de loonkosten. Zo kan een werknemer gevraagd worden om een bijdrage te leveren door het opnemen van verlof.

Tijdsverloop
Transitiekosten kunnen gemaakt bij het einde van het arbeidsovereenkomst. Deze kosten zijn dus alleen aftrekbaar als ze kort voor het aflopen/beëindigen van de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt.

Bij inzetbaarheidskosten geldt dat ze alleen aftrekbaar zijn als ze in de laatste vijf jaar zijn gemaakt. Na vijf jaar kan de relevantie van scholing afnemen, bijvoorbeeld doordat de opgedane kennis alweer is verouderd. Het is voor werkgevers en werknemers wel mogelijk om onderling een kortere of een langere periode af te spreken.

Bron: P&O Actueel

Te late aanzegging ontslag? Boete

Loopt contract door bij vergeten aan te zeggen?

Sinds 1 januari 2015 hebben werkgevers, door de ingang van de Wet Werk en Zekerheid, een aanzegverplichting bij tijdelijke contracten van zes maanden of langer. Loopt het contract door als de werkgever vergeet aan te zeggen?

Uit de kennistest die wij vorige week online plaatsten, bleek dat 45% van de respondenten die de test invulden, het antwoord op deze vraag niet goed wist. We stelden dezelfde vraag op Connect en de discussie barstte los.

Conclusie
Zoals zelfstandig HR-adviseur Daniëlle Toelen aangeeft: het wel of niet van rechtswege aflopen van een tijdelijk contract en de aanzegverplichting staan los van elkaar. Een tijdelijk contract loopt in principe van rechtswege af op de einddatum. Het is natuurlijk wel altijd handig om dit ook in het contract te vermelden. Of de werkgever wel of niet (tijdig) aanzegt, heeft hierop geen invloed.

Te laat aanzeggen
Wanneer een werkgever te laat aanzegt, kan de werknemer een boete opeisen naar rato van de tijd die de werkgever te laat heeft aangezegd. Zegt een werkgever een week te laat aan, dan is hij de werknemer een boete van een weeksalaris verschuldigd. Het maximale bedrag van een boete bedraagt één maandsalaris. Als een werkgever de samenwerking met een medewerker wil beëindigen, loopt het contract af op de datum die staat vastgesteld in de arbeidsovereenkomst, ongeacht het tijdstip van aanzeggen.

Vergeten aan te zeggen
Vergeet een werkgever helemaal te vertellen dat het contract niet verlengd wordt en de werknemer komt toch opdagen op het werk op de dag na het verlopen van het tijdelijke contract, wees dan alert. Verricht deze werknemer namelijk ‘gewoon’ werkzaamheden, dan wordt het gezien als een voortzetting van het contract onder dezelfde voorwaarden met een maximale duur van één jaar, waarschuwt Daniëlle Toelen.

Kiest een werknemer voor de boete?
Zouden werknemers ervoor kiezen de werkgever een boete te laten betalen wanneer die te laat aanzegt? Enkele reageerders op het forum verwachten van niet. Zo zegt iemand: ‘Want dan jaag je je baas toch direct tegen je in het harnas? Leuk, maandsalaris opeisen na je eerste verlenging. Ik denk dat je dan meteen de brief in huis hebt met het bericht dat je een volgende verlenging op je buik kunt schrijven…’ Maar pas op, want medewerkers die hun contract niet verlengd zien worden, zullen waarschijnlijk niet aarzelen om het geld voor de boete te incasseren. De tip voor werkgevers is dan ook om je vooral aan de aanzegtermijn te houden.

Bron: P&O Actueel  

min-max contract is goed alternatief

min-max contract de oplossing?

Juist in tijden van economische crisis zijn werkgevers geneigd met name flexibele contracten met werknemers te sluiten, bijvoorbeeld contracten voor bepaalde tijd, nulurencontracten, oproepcontracten. Deze contracten voorzien in de behoefte aan werknemers op een bepaald moment en kunnen betrekkelijk eenvoudig beëindigd worden. In een recente uitspraak van de Kantonrechter Zutphen ging het ook over een flexibel contract, namelijk het min-max contract. Een dergelijk contract wordt in de praktijk veel minder gebruikt dan bijvoorbeeld het bekende nulurencontract. Echter, het min-max contract heeft wel degelijk voordelen ten opzichte van een nulurencontract.

Min-max
Een min-max contract is een arbeidsovereenkomst waarin partijen geen vast aantal arbeidsuren afspreken, maar een ondergrens en een bovengrens. Zo kunnen partijen bijvoorbeeld afspreken dat de werknemer minimaal 20 uur per week werkt (en daarmee dus een loonaanspraak heeft van minimaal 20 uur, óók tijdens ziekte en vakantie), maar in drukke perioden op verzoek van de werkgever ook meer uren kan werken tot aan het maximum, bijvoorbeeld 40 uur. Dit was ook overeengekomen tussen werkgever en werkneemster in de casus waarover de kantonrechter Zutphen moest oordelen. De kantonrechter bepaalde dat het wettelijk rechtsvermoeden van arbeidsomvang met de daarbij behorende loonaanspraak niet van toepassing is wanneer partijen uitdrukkelijk een minimum en een maximum aantal arbeidsuren zijn overeengekomen en de gemiddelde arbeidsduur binnen deze bandbreedte blijft. Uit bovengenoemde uitspraak blijkt ook dat partijen een vrij ruime bandbreedte kunnen afspreken.

Nulurencontract en risico grotere arbeidsomvang
Zoals gezegd wordt van het nulurencontract veel meer gebruik gemaakt. Het voordeel, de werkgever hoeft werknemer slechts die uren te betalen die werknemer daadwerkelijk werkt, lijkt te worden overschaduwd door de nadelen. Het hiervoor genoemde wettelijk rechtsvermoeden is namelijk wél van toepassing op het nulurencontract. Indien een werknemer hier een beroep op doet, kan de gemiddelde arbeidsduur aan de hand van de (doorgaans drie) voorgaande maanden worden berekend en de loonaanspraak overeenkomstig worden vastgesteld. Werkgever kan nog wel proberen een langere referteperiode dan drie maanden als uitgangspunt te laten zijn maar feit blijft dat werkgever zich toch geconfronteerd ziet met een regulier contract met een vaste arbeidsomvang (óók tijdens ziekte en vakantie).

Wet Werk en Zekerheid
Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid heeft de wetgever verdergaande rechtsbescherming willen toekennen aan werknemers met flexibele(re) contracten waaronder bijvoorbeeld het beperken van de mogelijkheid om de loonbetalingsverplichting uit te sluiten als er geen werk is. Dat mag tot 1 januari 2015 nog steeds gedurende de eerste zes maanden maar daarna niet meer, behoudens een zeer beperkte mogelijkheid bij cao (incidentele piekwerkzaamheden, niet volgens een vast patroon). Maar de Wet Werk en zekerheid laat zelfs de mogelijkheid voor de minister open om via het algehele verbod op het uitsluiten van de loonbetalingsplicht, het gebruik van nulurencontracten uit te sluiten. Een dergelijk verbod speelt in de zorg. Gebruikmaking van nulurencontracten wordt verder ingedamd.

Het min-max contract is dan ook zo gek nog niet in het licht van voornoemde uitspraak en de ontwikkelingen in bepaalde bedrijfstakken. Werkgevers dienen goed af te wegen welke bandbreedte gekozen wordt en ervoor waken dat niet een te hoog of te laag minimum wordt gekozen. Bij een te hoog minimum geldt dat dit het bijbehorende loon moet worden betaald, ook als niet wordt gewerkt in geval van ziekte, vakantie of geen voldoende werk. Als de arbeidsomvang op minder dan 15 uur per week ligt en de tijdstippen waarop moet worden gewerkt niet zijn vastgelegd, dan heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan 3 uren werk, toch recht heeft op 3 uren loon. 

Het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst

Het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst: wat mag wel en wat mag niet? En wat verandert er onder de Wet Werk en Zekerheid?

In dit artikel worden vier vragen én antwoorden over het proeftijdbeding behandeld, alsmede de huidige stand van zaken en de geplande wetswijzigingen.

1. Wat is ook alweer een proeftijdbeding?

Door middel van een gedegen sollicitatieprocedure probeert u als werkgever zo goed mogelijk in te schatten of een sollicitant kan voldoen aan uw verwachtingen. Toch is het ook met een goede sollicitatieprocedure niet altijd uit te sluiten dat een werknemer niet voldoet aan de gestelde verwachtingen. Dit kunt u immers pas echt beoordelen wanneer u de werknemer enige tijd aan het werk heeft gezien.

Hiervoor biedt de wet een oplossing: het proeftijdbeding. Een dergelijk beding bepaalt dat u de arbeidsovereenkomst – gedurende een bepaalde periode – op ieder moment kunt beëindigen. Voor die beëindiging hoeft u in beginsel geen reden op te geven. De wetgever wil werkgevers met het proeftijdbeding de mogelijkheid geven om inzicht te krijgen in de geschiktheid van de werknemer, zonder dat zij zich voor langere tijd moeten vastleggen. Een soort kennismakingsperiode dus.

2. Wanneer mag ik een proeftijdbeding opnemen in een arbeidsovereenkomst?

Als uitgangspunt geldt dat u in iedere arbeidsovereenkomst een proeftijdbeding mag opnemen. Er zijn echter twee belangrijke uitzonderingen.

Ten eerste is het proeftijdbeding niet toegestaan, wanneer partijen elkaar al ‘kennen’. Gaat het bijvoorbeeld om een tweede arbeidsovereenkomst tussen partijen, dan mogen partijen daar niet nog een keer een proeftijdbeding in opnemen. Dat zou ook niet stroken met het idee achter het proeftijdbeding: een kennismakingsperiode. Om die reden heeft de wetgever in de nieuwe Wet Werk en Zekerheid expliciet opgenomen dat er ook geen proeftijd mag worden aangegaan, indien er sprake is van een opvolgende arbeidsovereenkomst bij een andere werkgever. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de werknemer dezelfde werkzaamheden bij een nieuwe werkgever voortzet. De wetgever gaat er vanuit dat de nieuwe werkgever dan reeds bekend is met de kwaliteiten van de overgenomen werknemer, althans dat deze werknemer reeds heeft bewezen over de benodigde kwaliteiten voor een bepaalde functie te beschikken.

Ten tweede treedt er per 1 januari 2015 een belangrijke wetswijziging in werking. De nieuwe Wet Werk en Zekerheid bepaalt dat er in tijdelijke contracten van 6 maanden of korter géén proeftijd opgenomen mag worden. Daarmee wordt het voor werkgevers bij korte, tijdelijke arbeidsovereenkomsten dus nog belangrijker om een gedegen sollicitatieprocedure te voeren.

3. Hoe lang mag de proeftijd duren?

Vanzelfsprekend kunt u een proeftijd niet voor onbepaalde tijd aangaan. De wetgever heeft een maximum gesteld aan de duur van een proeftijd.

Is de arbeidsovereenkomst aangegaan voor twee jaar of korter, dan mag de proeftijd maximaal een maand duren. In een arbeidsovereenkomst van twee jaar of langer mag een maximale proeftijd van twee maanden worden overeengekomen. Een proeftijdbeding mag overigens nooit langer duren voor de werkgever dan voor de werknemer.

Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat een lange proeftijd niet alleen voordelen biedt. Het proeftijdbeding geldt immers niet alleen voor werkgevers, maar ook voor werknemers. Hieruit volgt dat de werknemer tijdens de proeftijd ook zijn arbeidsovereenkomst per direct kan opzeggen. Voldoet de werknemer wel aan de functie-eisen, dan ondervindt u als werkgever dus juist nadeel van het proeftijdbeding: de werknemer kan zijn contract met onmiddellijke ingang opzeggen.

4. Wanneer mag u gebruik maken van een geldig proeftijdbeding?

Zoals hierboven reeds is vermeld, beoogt het proeftijdbeding ervoor te zorgen dat u in de eerste periode van de arbeidsovereenkomst het dienstverband gemakkelijk kan beëindigen. Toch is een beroep op een proeftijdbeding niet altijd toegestaan, zelfs al is het proeftijdbeding geldig overeengekomen.

Een van die gevallen doet zich voor als er sprake is van discriminatie. De Hoge Raad heeft reeds in 1995 duidelijk gemaakt dat een proeftijdbeding niet mag worden misbruikt. Wanneer er precies sprake is van misbruik, is niet in alle gevallen duidelijk. Wel heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat er in ieder geval sprake is van misbruik wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst berust op discriminatie. Ook kan er sprake zijn van misbruik, wanneer de werkgever de werknemer in totaal slechts één uur heeft laten werken: de rechter zal dan tot het oordeel komen dat de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen om inzicht te krijgen in de geschiktheid van de werknemer.

Conclusie

Een proeftijdbeding is handig. Het voorkomt dat u als werkgever direct vast zit aan een werknemer, waarvan u niet zeker weet of de betreffende werknemer wel geschikt is voor het werk. Dit neemt niet weg dat u zich als werkgever er ook van bewust moet zijn dat een beroep op een proeftijdbeding in bepaalde situaties misbruik van recht kan opleveren. Dit kan met name het geval zijn als een beroep op een proeftijdbeding strijdig is met de strekking van deze wettelijke regeling, dat wil zeggen het doel van een wederzijdse kennismakingsperiode, waarin de werkgever en werknemer over en weer kunnen beoordelen of zij met elkaar door willen gaan.

Vanaf 1 januari 2015 komt daar nog een belangrijke regel bij: in tijdelijke contracten van zes maanden of korter mag géén proeftijdbeding meer worden opgenomen. Vanwege deze regeling doet u er als werkgever verstandig aan om bij twijfels over een sollicitant te kiezen voor een arbeidsovereenkomst van zeven of acht maanden, waardoor er wel een proeftijdbeding kan worden opgenomen, dan wel de eerste arbeidsovereenkomst te beperken tot de duur van enkele maanden.