Hier gelden de volgende regels. Op de bank rust een zorgplicht om haar zekerheden zo goed mogelijk uit te winnen. Jegens de geldlener vloeit deze zorgplicht voort uit de contractuele verhouding en de Algemene Bankvoorwaarden, jegens de andere belanghebbenden uit de bijzondere maatschappelijke positie die een bank inneemt (aldus de Hoge Raad in het arrest ‘Safe Haven’). Hoewel de wet daarover niets bepaalt, dient de bank (en trouwens een ieder die zekerheden of beslagen goederen executeert) te streven naar de hoogste opbrengst (o.a. Hof Arnhem inzake ‘Leisureplan’). Dezelfde zorgplicht brengt mee dat de bank niet lichtvaardig rechten en zekerheden prijsgeeft. De controle daarop geschiedt door het afleggen van rekening en verantwoording door de bank. De wet bepaalt dat het afleggen van rekening en verantwoording geschiedt, indien na uitwinning door de bank een batig saldo overblijft. In bovengenoemde zaak was van een batig saldo geen sprake.
Op grond van de ratio van deze wetsbepaling is het voor de hand liggend dat de bank ook gehouden is zich te verantwoorden over haar incassobeleid, indien geen batig saldo overblijft. Het afleggen van verantwoording gaat verder dan de enkele vermelding van baten en uitgaven. Ook staat ter toetsing de vraag of de bank inkomsten heeft laten lopen of kosten heeft gemaakt die niet hadden mogen worden gemaakt (Hoge Raad NJ 2003, 496). De bank dient dus volledig inzage te geven in het verloop van de uitwinning van de debiteurenportefeuille. De bank hoeft dat niet uit zichzelf te doen. De plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording ontstaat pas indien de bank daar uitdrukkelijk om wordt verzocht.